Onlangs legde het college aan de gemeenteraad voor het vaststellen van een nieuwe verordening op de Commissie voor de bezwaarschriften. Op het eerste gezicht leek dat een aanpassing aan enkele nieuwe regels en aan de bestaande praktijk. Maar GroenLinks ontdekte toch een paar punten in het voorstel, die de zuiverheid in de bestuurlijke verhoudingen niet ten goede komen;
De procedure van het bezwaarschrift geldt ook op gemeentelijk niveau, meestal gaat het om bezwaren tegen een besluit dat door het college genomen is. Een goed gebruik is, dat het college zich daarbij laat adviseren door een onafhankelijke commissie voor bezwaarschriften. Dat is ook in de gemeente Terneuzen het geval: een goede zaak!
De leden van de commissie voor de bezwaarschriften zouden benoemd worden, zonder dat er een einddatum voor hun bevoegdheid geldt. Dat is vinden wij in strijd met de algemene bestuurlijke praktijk. Benoemingen in bestuurlijke functies moeten voor een bepaalde termijn gelden. Burgemeesters worden voor zes jaar benoemd, voor de gemeenteraad geldt een periode van vier jaar (ook binnen onze partij gelden regels over benoemingsperioden).Een benoeming voor onbepaalde tijd zoals het college had voorgesteld kan dus niet. Het college heeft de opmerkingen van GroenLinks ter harte genomen, de zittingsperiode is nu in de tijd beperkt. Daarna volgt een expliciet besluit over een eventuele herbenoeming.
Het college koos er aanvankelijk voor om de benoemingsperiode gelijk te laten lopen met de zittingsperiode van de gemeenteraad. Dat roept echter het vermoeden op, dat het om politieke benoemingen gaat: de nieuwe samenstelling van de gemeenteraad zou meebrengen dat er nieuwe leden van de commissie voor de bezwaarschriften benoemd zou moeten worden. Is de commissie dan afhankelijk van “de politiek”?
GroenLinks heeft voorgesteld, de zittingsperiode van de leden van de commissie voor de bezwaarschriften, niet te koppelen aan de periode van de gemeenteraad. Ook in dit opzicht heeft het college de opmerkingen van GroenLinks ter harte genomen: er wordt nu een zittingsperiode voor de leden van de commissie voor de bezwaarschriften voorgesteld van zeven jaar, los van de raadsperiode.
In de procedure bij de behandeling van bezwaarschriften moeten soms besluiten genomen worden van procedurele aard. In de nieuwe verordening stelde het college voor, die besluiten te laten nemen door de secretaris van de commissie; dat is immers feitelijk de praktijk. Maar de secretaris van de commissie is een ambtenaar die door het college aangesteld is en die aan het college ondergeschikt is. Kan het college zo toch de procedure beïnvloeden? Het gaat (slechts) om procedurezaken, maar toch… In een democratisch bestuur past het, dat bevoegdheden ten opzichte van burgers worden uitgeoefend door de daarvoor langs democratische weg aangewezen organen van het bestuur. Natuurlijk doen ambtenaren heel vaak- praktisch en feitelijk – het werk, maar altijd op gezag van, en onder verantwoordelijkheid van, de aangewezen ambtsdragers. In het bestuursrecht heet dat, dat ambtenaren hun werk doen “krachtens mandaat” van het bestuur. Als dat helder geregeld is, is daar niets mis mee. Maar het rechtstreeks toekennen van bevoegdheden aan ambtenaren (ook al zijn ze van ondergeschikte aard) verdraagt zich niet met het principe dat bevoegdheden jegens de burgers toegewezen worden aan democratisch verantwoordelijke ambtsdragers. Dus, niet de secretaris van de commissie voor de bezwaarschriften moet die bevoegdheden uitoefenen, maar de voorzitter van de commissie. Die is er op aanspreekbaar. Ook op dit punt heeft het college de ontwerpverordening, zoals die aanvankelijk aan de gemeenteraad was voorgelegd, aangepast. Het lijkt misschien niet zo belangrijk voor de dagelijkse praktijk. Maar gezien vanuit de zuiverheid van verhoudingen binnen het systeem van de democratische rechtstaat toch principiële punten, waarvoor aandacht nodig is. GroenLinks heeft die inbreng kunnen leveren.